k voelde al snel dat ik te veel was, omdat ik ‘weer met moeilijkheden zat’. Er werd mij letterlijk gezegd: “Jij bent ons enige kindje en jou mag niks overkomen.” Ik mocht geen risico’s nemen. Door het overlijden van mijn broertje was de grond onder mijn voeten weggeslagen. Ik vertrouwde niemand meer!
Ik ben Berber en dit is mijn verhaal.
Als klein meisje was ik altijd lekker enthousiast, ondernemend en nieuwsgierig. Ik had een open karakter en kon als tweejarige al vroeg goed praten. Dat veranderde allemaal nadat mijn broertje was overleden. Ik kan me nog herinneren dat mijn ouders naar het ziekenhuis moesten en dat ik bij opa en oma werd gebracht. Een paar dagen later werd ik door mijn moeder weer opgehaald. Ik voelde direct dat ze intens verdrietig was. Mijn broertje was in het ziekenhuis overleden. Ik hoorde later dat mijn moeder aan het bedje van mijn broertje berusting van God ervoer. Toch was het gemis enorm en de rouw groot. Mijn ouders vroegen zich af: “wat nu”? Als klein meisje merkte ik dat het gebeuren zo’n impact had op mijn ouders, dat ik het gevoel had voor hen te moeten zorgen. Echter ik kon hen geen vragen stellen en kinderlijk nieuwsgierig zijn. Mijn ouders hebben me wel op een eenvoudige manier uitgelegd dat mijn broertje er niet meer was, maar er was geen ruimte voor emotie. Er moest van alles geregeld worden voor de begrafenis en ze konden mij daar niet bij gebruiken. Ik heb toen echt ervaren dat mijn ouders me hebben ‘gedumpt’ bij mijn opa en oma. Ik zie nog zo voor mij hoe mijn opa, oma en tante er op dat moment bijzaten. Ik begreep ze wel, maar ik werd zelf volkomen genegeerd. Dat heeft er diep bij me ingehakt. Er was geen ruimte voor mij. Ook na de begrafenis kon ik niet delen in de emoties van mijn ouders. Vragen werden wel beantwoord, maar hun verdriet konden ze niet uiten. In mij groeide het besef dat ik mijn ouders niet tot last moest zijn. Ik moest voorzichtig spelen, braaf zijn, dat was mijn taak. Er is een perfectionisme uit voortgekomen, waar ik tot op de dag van vandaag last van heb. Ik wilde onbewust de best mogelijke versie van mezelf te zijn, mede omdat mijn broertje mijn ouders niet meer trots kon maken. Ik werd een stil teruggetrokken meisje dat vol focuste op alles vooral ‘goed doen’. Ik begon erg aan mijn moeder te hangen, bijna als een luiaard aan een boom. Ik wilde haar beschermen. Er werd thuis niet over de situatie gepraat. Mijn ouders waren vanuit hun emoties snel geïrriteerd . Ik voelde al snel dat ik te veel was, omdat ik ‘weer met moeilijkheden zat’. Er werd mij letterlijk gezegd: “Jij bent ons enige kindje en jou mag niks overkomen.” Ik mocht geen risico’s nemen. Door het overlijden van mijn broertje was de grond onder mijn voeten weggeslagen. Ik vertrouwde niemand meer! Op mijn vierde werd mijn zusje Geertje geboren. Ik werd een heel jaloers meisje, want zij kreeg de volle aandacht. Ik voelde een leegte. Mijn ouders waren blij met haar, maar ik voelde nog steeds het gemis van mijn broertje. Het was niet compleet. Ik werd naar school gestuurd en werd voor mijn gevoel weer aan de kant geschoven. Ik moest weg en kreeg niet de aandacht die ik nodig had. Mijn moeder en zusje hebben me later meermaals aangesproken op die jaloezie, maar ‘jaloers zijn’ was voor mij een manier van rouwverwerking. Ik kan er geen andere uitleg aan geven. De band met mijn zusje bleef moeizaam: zij lachte vaak met mijn ouders, terwijl mijn ouders dat met mij niet deden. Mijn pijn en rouw vertaalden zich vaak in kinderlijk gedrag richting haar. Door m’n perfectionisme lag ik niet goed bij mijn klasgenootjes. Vriendinnetjes had ik niet veel, omdat ik geen aansluiting voelde. 
Ik had sterk het gevoel dat ik moest leven, zoals mijn broertje zou hebben gedaan. Vaak kwam de vraag naar boven: waarom hij en niet ik? Dan waren mijn ouders niet zo verdrietig geweest en hadden ze een leuker, beter kind overgehouden. Al snel merkten ze dat ik goed kon leren. Het werd mijn streven om daarin altijd de beste te zijn. Als het even iets minder ging, dan werd er gezegd: “Kop op en doorgaan”. Emoties, daar was niet veel ruimte voor, zelfs niet voor een arm op de schouder. Dit zorgde voor veel onbegrip en ruzie. In het derde jaar van de middelbare school kreeg ik pas mijn eerste onvoldoende, een 5.2! Het huis was te klein, want ik had mijn ouders teleurgesteld. Ik kon toch zo goed leren. Ze hebben wel eens gezegd: “We willen ook trots op jou zijn”, maar daar moest ik dan wel iets voor terug doen. Waar mijn zusje helemaal zichzelf kon zijn, voelde ik steeds die verwachtingen van mijn ouders richting mij. Van jongs af aan wilde ik het iedereen naar de zin maken en het altijd goed doen. Op den duur zorgde dit voor stress, veroorzaakt door diep weggestopte rouw. Ik viel vaak flauw en was regelmatig ziek. Om te zorgen dat het minder werd, hielden mijn ouders er een streng opvoeding op na, maar over de oorzaak werd weinig gepraat. Ik werd niet serieus genomen door mijn naaste omgeving. Ik stelde mij aan en wilde aandacht, terwijl ik er juist altijd voor anderen wilde zijn. Daar heb ik het enorm moeilijk mee gehad en dat heeft mij zelfs vrienden gekost: weer viel wat vertrouwds weg. Er kwam zelfs een punt dat mijn decaan op school, samen met mijn ouders, achter mijn rug om een opname in een instelling hadden geregeld. Dat was het moment dat ik besefte: ik moet voor mezelf opkomen en mijn stem laten horen. De opname kwam er niet, wel kwam ik in een medische molen terecht. Gesprekken met psychologen wezen uit dat alle problemen geworteld waren in de dood van m’n broertje en hoe dit gebeuren doodgezwegen werd. Daar kon ik met m’n ouders niet over praten. Dat voelde voor hun alsof zij hadden gefaald. Ik kreeg de diagnose ‘conversiestoornis’. Dit uitte zich o.a. in flauwvallen, depressies en angsten.
Tekst gaat verder onder de foto.
Op een gegeven moment kwam ik zelfs een jaar thuis te zitten. Ik was overal bang voor, overprikkeld door gebeurtenissen uit mijn verleden. Ik voelde me enorm alleen! Ik dacht dat mensen om me gaven, maar werd telkens weer teleurgesteld. Ik zocht antwoorden op het verloop en het nut van mijn leven. Het kwam zelfs zover dat ik zelfmoordneigingen had, maar hier heeft God mij voor behoed. Hij heeft mij niet laten vallen, omdat Hij blijkbaar nog een doel had met mijn leven. Als twintiger merkte ik aan mijn lichaam dat er iets niet goed zat. Wederom werd ik niet serieus genomen. Mijn omgeving suggereerde dat het ‘tussen mijn oren’ zat. Uiteindelijk bleek in het UMC Groningen dat ik een geperforeerde darm had en op het randje van de dood zweefde. Na een levensreddende operatie werd ik wakker met een stoma . Voor de eerste keer in mijn leven werd ik wel serieus genomen. Ik begon te leren van mezelf te houden en mezelf te accepteren zoals ik was. Ik voelde dat dit gebeurde met een reden. Dit was het startpunt van mijn rouwverwerking: door Bijbelteksten en citaten te handletteren. Hiermee kon ik mijzelf motiveren, hierin kon ik troost vinden en anderen een steun in de rug te geven. Daardoor kwam ik tot het besef dat ik ook iets voor anderen kon betekenen. In maart 2021 kreeg mijn vader op 67-jarige leeftijd de diagnose Alzheimer. In oktober van dat zelfde jaar bleek mijn moeder voor de 2e keer borstkanker te hebben. Dit kwam als een mokerslag binnen. We wisten niet hoe lang onze vader nog zou mogen leven en tegelijk werd de toekomst van onze moeder ook onzeker. Mijn zusje en ik gingen met onze moeder mee naar de gesprekken met de artsen. Angsten kwamen weer naar boven en ik raakte in een dip. In die periode kwamen mijn zusje en ik steeds dichter bij elkaar. Mijn zusje zorgde voor mijn ouders en tegelijk ook voor mij. Zorg geven maar tegelijk zorg nodig hebben was echt een dilemma voor mij. Door alle psychische en lichamelijke problemen kon ik helaas niet meer werken. Het moment dat ik goedgekeurd werd voor de Wajong gaf rust. Hoewel ik nu een andere toekomst tegemoet ga dan ik had gehoopt , heb ik nu een financiële buffer en een tweede kans.
Ik kan nu op zoek naar de ware Berber. Na alles wat ik heb meegemaakt ben ik trots op de veerkracht die ik heb getoond, mede ook door alle therapie die ik afgelopen zomer heb afgerond. Het geeft me de kans om mij nu te focussen op mijn vader. Het is natuurlijk heftig wat hij heeft, maar ik merk dat zijn ziekte ons gezin dichter bij elkaar heeft gebracht. Een jaar geleden heb ik met mijn moeder kunnen delen hoe ik ‘vroeger’ heb ervaren. Dit gesprek was waardevol en heb ik als helend ervaren. Zo’n gesprek kan ik met mijn vader helaas niet meer voeren. Inmiddels weet ik dat hij mij altijd met de beste intenties heeft opgevoed en dat het zo goed is. Elke week als ik er kom, is er minder herkenning en voel ik dat hij achteruit gaat. Maar als ik dan naast hem op de bank zit en hij een hand om mijn schouder legt en zegt dat hij blij is om me te zien, dan koester ik dat enorm. De waardering en liefde, die ik mijn hele leven heb gezocht, vind ik nu eindelijk. Ik ervaar nu ook dat er ruimte is voor een rouwproces. Elke week is het een stukje afscheid nemen van mijn vader. Hoezeer ik wenste dat mijn vader geen Alzheimer had, het proces is ook helend voor mij. Als ik naar ons gezin kijk zie ik hoe sterk we er allemaal uit zijn gekomen. We zijn de familie zoals ik vroeger graag had gezien. We kunnen alles met elkaar delen en waarderen elkaar om wie we zijn. God heeft ons zo dichtbij elkaar gebracht! Ik hoop dat ik met het delen van mijn verhaal laat zien dat rouwen een leven lang kan duren. Rouw verjaart niet. Rouw wordt vaak verkeerd begrepen en je kunt er niet zomaar overheen stappen. Hopelijk is dit verhaal een bewijs van de verschillende vormen van rouw en geeft dit mensen het gevoel dat ze niet alleen zijn. Dat het een aanmoediging mag zijn dat ieder zijn eigen verhaal gaat doen en zijn of haar rouwproces mag omarmen.
--------------------------------------
Heeft dit verhaal je geïnspireerd en zou jij ook je eigen verhaal in woord en beeld vastgelegd willen hebben? Boek dan een Life.Story! 
Back to Top